Signalen aan de wetgever

Strafkamer

Stelplicht advocaten
Tot begin 2017 stond in de wet dat een advocaat aan het gerecht moest laten weten dat hij door de verdachte aangewezen was om hem/haar juridische bijstand te verlenen in een strafzaak, de zogenoemde stelplicht. Na het stellen kon hij ook de dagvaarding en andere stukken krijgen. Bij een wetswijziging in het voorjaar van 2017 was die verplichting om onnaspeurbare reden uit de wet gehaald. De Hoge Raad trof al vrij snel na de inwerkingtreding van de nieuwe wet een (nood)voorziening in verband met het schrappen van deze praktisch relevante regeling. De Hoge Raad bepaalde dat als een verdachte een advocaat heeft aangewezen, het van belang is dat de rechter weet wie die advocaat is. Een advocaat moet dat het gerecht dus laten weten.

ARREST
HR 5 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2250


Onderzoek aan smartphone

In deze zaak doorzocht de politie de smartphone van een man die werd verdacht van het smokkelen van cocaïne via Schiphol. Op zijn smartphone werd voor hem belastend bewijs aangetroffen. Volgens zijn advocaat werd met het doorzoeken van de smartphone het recht op privacy (artikel 8 EVRM) van de verdachte geschonden. Om die reden zou het op de telefoon gevonden bewijs niet gebruikt mogen worden.

Er is (nog) geen wettelijke regeling voor het doorzoeken van een smartphone. Van het gerechtshof mocht de politie in deze zaak de smartphone in beslag nemen en doorzoeken. De wet bood daar voldoende grondslag voor in (het algemene) artikel 94 Strafvordering, zo meende het hof. Daarin staat dat de politie voorwerpen in beslag mag nemen als dat kan helpen om de waarheid aan het licht brengen.

De Hoge Raad ging mee in de redenering van het hof als de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer beperkt blijft. Maar als het onderzoek aan een smartphone zo ver gaat dat een bijna compleet beeld ontstaat van het persoonlijk leven van de smartphonegebruiker, kan het onderzoek onrechtmatig zijn. Dat kan het geval zijn als de politie alle gegevens op een smartphone systematisch heeft onderzocht met behulp van een technisch systeem, zoals XRY. Als de politie dat wil doen, is toestemming nodig van een officier van justitie of rechter-commissaris. De Hoge Raad wees in deze zaak dan ook de weg in afwachting van nieuwe wetgeving op dit punt.

ARREST
HR 4 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:584

NIEUWSBERICHT
Eisen aan onderzoek smartphone


Tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf bij overtreding van dadelijk uitvoerbare voorwaarden

In deze zaak had de rechtbank aan een verdachte een voorwaardelijke straf opgelegd met bijzondere voorwaarden en reclasseringstoezicht. Deze voorwaarden waren dadelijk uitvoerbaar verklaard. Dit betekent dat de veroordeelde de gestelde voorwaarden direct na de uitspraak moet naleven, ook al is er hoger beroep of cassatie ingesteld. De verdachte in deze zaak ging in hoger beroep. Vervolgens bleek dat hij zich niet hield aan de afspraken in het kader van het reclasseringstoezicht. De mogelijke gevolgen van het dadelijk uitvoerbaar bij voorraad verklaren waren niet in de wet opgenomen. De vraag die centraal stond in deze zaak was of het mogelijk is dat verdachte, wegens overtreding van bepaalde voorwaarden, het voorwaardelijk opgelegd deel van de straf kan uitzitten ook als die straf nog niet onherroepelijk is.

De Hoge Raad beantwoordde die vraag bevestigend maar gaf daarnaast ook enkele beperkingen aan van de dadelijke uitvoerbaarheid. De raad sprak in dit verband in zijn arrest van “wetgeving van complexe aard, waarvan de uitwerking op onderdelen vragen oproept”.

ARREST
HR 19 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3186

NIEUWSBERICHT
Uitspraak Hoge Raad over tenuitvoerlegging bij overtreding dadelijk uitvoerbare voorwaarden


Levenslange gevangenisstraf

In deze zaak waarin de mogelijkheid van oplegging van de levenslange gevangenisstraf aan de orde was, speelde de interactie tussen rechter en wetgever een belangrijke rol. De Hoge Raad oordeelde medio 2016 dat de oplegging van een levenslange gevangenisstraf een schending opleverde van art. 3 EVRM, het verbod van een inhumane behandeling of bestraffing. De Hoge Raad vond dat de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf op dat moment onverenigbaar was met de eisen die het EVRM stelt, omdat geen reële mogelijkheid bestond tot herbeoordeling van de straf. Een door de staatssecretaris van (toen nog) Veiligheid en Justitie in het vooruitzicht gestelde regeling zou aan die strijdigheid mogelijk een einde kunnen maken. De Hoge Raad hield de zaak in afwachting daarvan ruim een jaar aan. De staatssecretaris ging er in die tijd mee aan de slag. Dit leidde tot een nieuwe regeling. De Hoge Raad toetste daarna, in december 2017, of deze nieuwe regeling tegemoet kwam aan de eisen in het EVRM. De Hoge Raad vond dat dat het geval was.

ARREST
HR 19 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3185

NIEUWSBERICHT
Hoge Raad: Oplegging levenslange gevangenisstraf blijft mogelijk