Klachtzaken

Intern klachtrecht

Interne klachtenregeling parket procureur-generaal
De interne klachtenregeling van het parket van de procureur-generaal bij de Hoge Raad (verder: de klachtenregeling) bepaalt dat een ieder het recht heeft bij de procureur-generaal een klacht in te dienen over de wijze waarop het parket of een lid van het parket zich in een bepaalde aangelegenheid jegens hem heeft gedragen. Er kan niet worden geklaagd over de zakelijke inhoud van een conclusie en wat daarmee samenhangt, bijvoorbeeld de mogelijkheid om te reageren op een conclusie, de datum waarop de conclusie wordt genomen of het afzien van het nemen van een conclusie.

In 2017 zijn drie klachten ingediend bij de procureur-generaal. Dit zijn er evenveel als in 2016.

In de eerste klacht werd gesteld dat in een conclusie was uitgegaan van een onjuist feitencomplex. Deze klacht betrof dus de inhoud van de conclusie en daarover had de klager kunnen klagen in een Borgersbrief (een schriftelijke reactie op de conclusie). Het klachtrecht biedt klagers geen alternatieve weg om alsnog te wijzen op vermeende onjuistheden in de zienswijze van een advocaat-generaal. De klacht viel dan ook buiten het bereik van de klachtenregeling.

De tweede klacht betrof een gedraging van de procureur-generaal. Deze klacht is – zoals de klachtenregeling voorschrijft – behandeld door de plaatsvervangend procureur-generaal bij de Hoge Raad. Geklaagd werd over de afwijzing van een verzoek om een aanvraag tot herziening in te dienen bij de Hoge Raad. Verder drong de klager aan op het instellen van een strafrechtelijk een onderzoek en een handhavend optreden door de procureur-generaal met betrekking tot gedragingen van politie- of justitiefunctionarissen. De procureur-generaal maakt geen onderdeel uit van het openbaar ministerie en is niet bevoegd een strafrechtelijk onderzoek in te stellen of handhavend op te treden jegens leden van de politie of het openbaar ministerie. Verder kan in het kader van de klachtenregeling niet worden geklaagd over de beslissing om geen herzieningsaanvraag in te dienen. Ook deze klacht viel dus buiten het bereik van de klachtenregeling.

De laatste klacht betrof het bij vervroeging nemen van conclusies door het strafparket. Deze klacht was niet-ontvankelijk omdat in de klachtenregeling is bepaald dat niet kan worden geklaagd over de datum waarop een conclusie wordt genomen. De klacht is echter wel aanleiding geweest om de werkwijze met betrekking tot het vervroegd concluderen te bespreken in het strafparket. Om tegemoet te komen aan de praktische bezwaren die het vervroegd concluderen kan opleveren voor de verdediging, heeft het strafparket besloten zijn werkwijze aan te passen in die zin dat wanneer een advocaat-generaal een conclusie bij vervroeging gaat nemen, hij dit uiterlijk op de donderdag voorafgaand aan de dinsdag waarop hij zal concluderen, zal doorgeven aan de strafgriffie, die vervolgens contact opneemt met de raadsman of raadsvrouw om dit door te geven.

Interne klachtenregeling Hoge Raad
De interne klachtenregeling van de Hoge Raad der Nederlanden geeft een ieder het recht om bij de president van de Hoge Raad een klacht in te dienen over de wijze waarop de Hoge Raad, een lid van de Hoge Raad of de griffier van de Hoge Raad zich in een bepaalde aangelegenheid tegenover hem heeft gedragen. Niet kan worden geklaagd over gedragingen waartegen een procedure bij een rechterlijke instantie openstaat of heeft opengestaan. Klachten kunnen ook niet een rechterlijke beslissing betreffen noch de wijze van totstandkoming daarvan, met inbegrip van de in dat kader genomen beslissingen van procedurele aard. Klachten die zijn gericht tegen gedragingen van waarnemend griffiers worden de griffier van de Hoge Raad toegerekend en onder deze klachtenregeling behandeld.

In 2017 is één klacht ontvangen.

Namens vier cliënten heeft een advocaat een klacht ingediend over een rolbeslissing, genomen door de enkelvoudige strafkamer van de Hoge Raad. De rolbeslissing hield in dat de verzoeken tot cassatie niet in behandeling werden genomen omdat de wet bepaalt dat dit rechtsmiddel niet openstaat. Het ging hier om uitspraken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften. Omdat de rolbeslissing moet worden aangemerkt als een rechterlijke beslissing heeft de president zich niet bevoegd geacht de klacht in behandeling te nemen.

De Hoge Raad en de president van de Hoge Raad hebben in 2017 over uiteenlopende onderwerpen brieven en e-mails ontvangen. Betrokkenen wenden zich bijvoorbeeld tot de Hoge Raad of de president omdat zij ontevreden zijn over de behandeling van hun rechtszaak door andere rechterlijke colleges of omdat zij meer algemeen maatschappelijke onderwerpen en hun onvrede daarover onder de aandacht willen brengen. De vooronderstelling van de briefschrijvers is dat de Hoge Raad en/of de president binnen onze rechtsstaat een (haast onbeperkte) bevoegdheid hebben om onderzoek te doen naar door de betrokkene ervaren misstanden en in te grijpen in vaak al langlopende juridische kwesties met verschillende instanties. De griffier van de Hoge Raad heeft het mandaat deze correspondentie af te handelen. In de meeste gevallen kan de Hoge Raad en/of de president niets voor de betrokkene betekenen. Uitleg wordt gegeven waar de grenzen van de taken en de bevoegdheden liggen. Waar mogelijk wordt verwezen naar andere instanties of juridische hulpverleners.