Belastingzaken

Tax planning structuur en pleitbaar standpunt

In dit arrest had de Hoge Raad de gelegenheid zich uit te spreken over (onder meer) het leerstuk van wetsontduiking (fraus legis) en het pleitbaar standpunt. De aanleiding voor dit arrest was een tax planning structuur waarbij een bankconcern een belastingvoordeel wilde realiseren.

De structuur zat (versimpeld weergegeven) als volgt in elkaar. Het bankconcern kocht aandelen in een aantal vennootschappen. Deze vennootschappen hadden kort daarvoor, als onderdeel van de structuur, hun bezittingen verkocht en hiermee winsten behaald. Er was daarom sprake van zogenoemde winstvennootschappen en van (door het bankconcern) ‘gekochte’ winst. Over deze ‘gekochte’ winst zou normaal gesproken vennootschapsbelasting zijn verschuldigd. Met de tax planning structuur werd beoogd dit te voorkomen. Daartoe namen de winstvennootschappen, nadat zij door het bankconcern waren verworven, binnen dat concern leningen op. Als gevolg hiervan zou de op die leningen verschuldigde rente in aftrek kunnen worden gebracht op de ‘gekochte’ winst. Op deze wijze zou over de ‘gekochte’ winst geen vennootschapsbelasting betaald hoeven worden.

De Hoge Raad was van oordeel dat deze vorm van belastingverijdeling niet kan worden aanvaard. De beoogde renteaftrek wordt door de Hoge Raad met toepassing van het leerstuk van wetsontduiking (deels) gecorrigeerd. Naar het oordeel van de Hoge Raad leidt het in aftrek toelaten van de door de winstvennootschappen verschuldigde rente tot strijd met doel en strekking van de Wet op de vennootschapsbelasting, voor zover deze rente wordt afgezet tegen de ‘gekochte’ winst. De rente wordt daarom niet in aftrek toegelaten tot het bedrag van de ‘gekochte’ winst. De belastingheffing over dit deel van de winst blijft op deze wijze gehandhaafd. Hiermee wordt het voordeel dat met de tax planning structuur werd beoogd teniet gedaan. Op het (eventuele) restant van de rente zijn de normale regels van de fiscale winstbepaling van toepassing. Die rente mag in beginsel wel in aftrek gebracht, maar alleen op winsten die de winstvennootschappen behalen ná het moment waarop zij tot het bankconcern zijn gaan behoren. De Hoge Raad geeft verder enkele specifieke regels over de verliesverrekening. Deze hebben tot doel te voorkomen dat, als gevolg van (achterwaartse) verliesverrekening, de belastingheffing over de ‘gekochte’ winst alsnog niet (volledig) in stand blijft.

De Hoge Raad heeft in dit arrest verder algemene overwegingen gewijd aan het leerstuk van het pleitbaar standpunt. De Hoge Raad is van oordeel dat geen vergrijpboete kan worden opgelegd als een onjuiste belastingaangifte wordt gedaan, terwijl aan die aangifte een standpunt ten grondslag ligt dat gebaseerd kan worden op een pleitbare uitleg van het (fiscale) recht. Het moet dan gaan om een situatie waarin een belastingplichtige ten tijde van het doen van de aangifte – naar objectieve maatstaven gemeten – redelijkerwijs kon en mocht menen dat de door hem voorgestane uitleg en daarmee de door hem gedane aangifte juist was. De omstandigheid dat de pleitbaarheid naar objectieve maatstaven wordt beoordeeld, brengt mee dat het niet van belang is of de belastingplichtige bij het doen van de aangifte de pleitbare uitleg voor ogen heeft gestaan. In deze zaak was sprake van een pleitbaar standpunt. Daardoor konden de vergrijpboetes niet in stand blijven.

De Hoge Raad gaat in dit arrest ook in op hetgeen heeft te gelden bij een eventuele strafvervolging. In dat verband geldt een vergelijkbare maatstaf als in het fiscale recht.

ARREST
HR 21 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:638
HR 21 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:639
HR 21 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:640
HR 21 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:730

NIEUWSBERICHT
Tax planning structuur met winstvennootschappen mag niet