Belastingzaken

Pensioen- en lijfrenteaanspraken in verdragssituaties

Op 14 juli 2017 wees de Hoge Raad arrest op prejudiciële vragen van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 9 maart 2017. Uit het antwoord op de prejudiciële vragen blijkt dat Nederland lijfrentepremies die zijn betaald in de periode 1 januari 1992 (de inwerkingtreding van de Wet Brede Herwaardering) tot 1 januari 2001 (de inwerkingtreding van de Wet IB 2001) of na 15 juli 2009 (de inwerkingtreding van artikel 3.136, lid 2, Wet IB 2001) en van het inkomen zijn afgetrokken, bij emigratie naar Frankrijk kan belasten. Dat is niet in strijd met het tussen Nederland en Frankrijk geldende belastingverdrag. Hetzelfde geldt voor pensioenpremies die zijn voldaan na 15 juli 2009. De rechtbank stelde de prejudiciële vragen omdat over deze problematiek nauwelijks wordt geprocedeerd hoewel aannemelijk is dat de kwestie wel een groot aantal mensen aangaat.

In Nederland kunnen lijfrentepremies worden afgetrokken van het inkomen en kan pensioen belastingvrij worden opgebouwd. Het is de bedoeling dat in de uitkeringsfase alsnog belasting wordt geheven. Als iemand emigreert, wordt de aftrek en de belastingvrije pensioenopbouw teruggedraaid door het heffen van belasting. Omdat die belastingheffing volgens de wet plaatsvindt op het moment direct voorafgaand aan de emigratie, kan de belastingplichtige geen beroep doen op een eventueel door Nederland met het emigratieland gesloten belastingverdrag. De belastingheffing bij emigratie kan echter wel in strijd komen met de zogenoemde goede verdragstrouw. Dat is het geval als belasting wordt geheven over voordelen die volgens het verdrag ter heffing zijn toegewezen aan de immigratiestaat. Dat doet zich niet voor als vrijstelling en/of aftrek in de opbouwfase voorwaardelijk is verleend. Alleen over de periodes dat de wet zo’n regeling bevatte mag de genoten aftrek door belastingheffing worden teruggenomen.

ARREST
HR 14 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1324