Strafzaken

Tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf

Deze zaak betrof een jongen die was veroordeeld tot 165 dagen jeugddetentie onder bijzondere voorwaarden. Hij moest zich onder meer laten opnemen in een 24-uurs instelling. Hij ging in hoger beroep. De veroordeling was dadelijk uitvoerbaar verklaard (artt. 14e en 77za Sr). Dat betekent dat de veroordeelde de gestelde voorwaarden moet naleven hoewel de veroordeling zelf nog niet onherroepelijk is. De jongen leefde de voorwaarden niet na: hij kwam geregeld niet opdagen, kwam gemaakte afspraken niet na en misdroeg zich. De officier van justitie had daarop de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke jeugddetentie gevorderd en die vordering werd toegewezen door de rechtbank

Advocaat-generaal Knigge heeft beroep in cassatie in het belang van de wet voorgesteld. Hij stelde aan de orde of tenuitvoerlegging van een niet-onherroepelijke voorwaardelijke straf wel toelaatbaar is. Voorstelbaar is immers dat de straf in hoger beroep niet wordt opgelegd of anders uitvalt. Daar staat natuurlijk de vraag tegenover welke consequenties er dan wel zijn als de veroordeelde de dadelijk uitvoerbare voorwaarden niet naleeft.

De Hoge Raad gaf de rechtbank gelijk. De last tot (gedeeltelijke) tenuitvoerlegging kan blijkens de wetsgeschiedenis ook worden gegeven als de uitspraak waarin de op grond van art. 14c respectievelijk 77z Sr gestelde algemene en bijzondere voorwaarden zijn opgelegd, nog niet onherroepelijk is. Dat is een voldoende duidelijke en toelaatbare uitzondering op het uitgangspunt van art. 557 Sv dat geen beslissing ten uitvoer mag worden gelegd zolang daartegen nog enig gewoon rechtsmiddel openstaat. Overigens kan de rechter die kennisneemt van het hoger beroep tegen de veroordeling het bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid opheffen.

De Hoge Raad merkte op dat de wetgever de dadelijke uitvoerbaarheid bij uitstek in het leven geroepen heeft om de naleving van bijzondere voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht te verzekeren. Als het gaat om overtreding van de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich niet voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt, moet daarom met bijzondere terughoudendheid gebruik worden gemaakt van de bevoegdheid een vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf te doen of een last tot tenuitvoerlegging te geven.

Toepassing van art. 14fa Sr (aanhouding door de (hulp)officier van justitie en voorlopige tenuitvoerlegging) acht de Hoge Raad niet mogelijk bij overtreding van dadelijk uitvoerbare voorwaarden. Het komt de Hoge Raad namelijk niet juist voor dat bijvoorbeeld het niet nakomen van een schadevergoedingsplicht – als nog niet onherroepelijke bijzondere voorwaarde – al tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf zou leiden. Dat betekent dat ook niet naleving van andere bijzondere voorwaarden (bijvoorbeeld opneming van de veroordeelde in een zorginstelling) in geval van dadelijke uitvoerbaarheid slechts kan leiden tot het doen van een vordering tot tenuitvoerlegging als bedoeld in art. 14g Sr, waarop de rechter – in dergelijke gevallen liefst met voortvarendheid – dient te beslissen.

ARREST
HR 19 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3186

NIEUWSBERICHT
Uitspraak Hoge Raad over tenuitvoerlegging bij overtreding dadelijk uitvoerbare voorwaarden