Parket bij de Hoge Raad

Aanwijzen ander gerecht

De procureur-generaal behandelt ook verzoeken van het Openbaar Ministerie (OM) om aanwijzing van een gerecht voor de vervolging en berechting van rechters en leden van het OM (artikel 510 Sv). Deze regeling is er om te voorkomen dat een rechterlijk ambtenaar die wordt verdacht van een strafbaar feit, door zijn eigen rechtbank of hof wordt berecht. In deze zaken adviseert de procureur-generaal de Hoge Raad over de vraag of een ander gerecht moet worden aangewezen en doet hij een voorstel voor de aan te wijzen rechtbank.

In 2017 zijn twee verzoeken tot aanwijzing van een ander gerecht behandeld. Het eerste verzoek betrof een rechter die betrokken was geweest bij een aantal incidenten bij een sportvereniging. Tegen hem werd aangifte gedaan van zogeheten “uitingsdelicten”, te weten bedreiging, discriminatie en belediging en ook van huisvredebreuk. De Hoge Raad wees een gerecht aan voor de eventuele vervolging en berechting. Het OM bij dat gerecht deed onderzoek en kwam tot het oordeel dat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te kunnen komen. Daarop werd de zaak geseponeerd.

Het tweede verzoek had betrekking op een aangifte tegen een kantonrechter door een voormalige procespartij in een arbeidsgeschil. Die partij was het niet eens met de inhoud van het proces-verbaal van de zitting en deed aangifte wegens het “valselijk opmaken van een authentieke akte”. De Hoge Raad wees een gerecht aan voor de eventuele vervolging en berechting. De kwestie van het proces-verbaal was eerder al onderwerp geweest van een civiele procedure waarin de desbetreffende procespartij tot in hoogste instantie in het ongelijk was gesteld.