Parket bij de Hoge Raad

Herziening

Herziening is een buitengewoon rechtsmiddel met een eigen bijzondere procedure bij de Hoge Raad. Herziening in het voordeel van de veroordeelde is onder meer mogelijk als na een onherroepelijke veroordeling in een strafzaak een nieuw gegeven (een zogenoemd novum) bekend wordt, dat de rechter niet eerder kende en dat het ernstige vermoeden wekt dat de rechter destijds tot een andere uitspraak (geen veroordeling) zou zijn gekomen of tot toepassing van een minder zware strafbepaling als hij van dat gegeven op de hoogte was geweest.

Een herzieningsverzoek kan te allen tijde en zelfs meerdere malen door een veroordeelde worden ingediend bij de Hoge Raad. Er gelden geen verjaringstermijnen.

Artikel 461 e.v. Wetboek van strafvordering (Sv) regelt de bevoegdheid van de procureur-generaal bij de Hoge Raad om onderzoek te doen naar het bestaan van mogelijke gronden voor de herziening van een onherroepelijke veroordeling. Als het gaat om een veroordeling wegens een misdrijf waarop een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer staat en de rechtsorde door dit misdrijf ernstig is geschokt, kan de advocaat van de veroordeelde ter voorbereiding van een herzieningsaanvraag bij de procureur-generaal een verzoek indienen tot een nader onderzoek naar in dat verzoek omschreven omstandigheden. Daarbij geldt de eis dat er voldoende aanwijzingen zijn dat er mogelijkerwijs sprake is van een grond tot herziening en dat het verzochte onderzoek noodzakelijk is.

De procureur-generaal kan – en is bij veroordelingen tot gevangenisstraf van zes jaren of meer daartoe verplicht – advies vragen aan de Adviescommissie afgesloten strafzaken (ACAS). Deze adviescommissie adviseert over de wenselijkheid en de inhoud van nader onderzoek. De commissie bestaat uit vijf leden en vijf plaatsvervangende leden, onder wie twee wetenschappers, een deskundige op het terrein van de politiepraktijk, een advocaat en een lid van het Openbaar Ministerie, ondersteund door een secretaris. De voorzitter van de ACAS was in het verslagjaar H. de Doelder, voormalig hoogleraar straf(proces)recht aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Erasmus Universiteit Rotterdam. In 2017 zijn drie verzoeken ingekomen. Een van die verzoeken met betrekking tot een veroordeling in 1995 tot vijf jaar gevangenisstraf wegens doodslag is in het verslagjaar voor advies naar de ACAS gestuurd. In het verslagjaar heeft de ACAS in deze zaak nog geen advies uitgebracht. Een ander verzoek met betrekking tot een veroordeling in 2015 tot vijf jaar gevangenisstraf wegens het medeplegen van de opzettelijke invoer van cocaïne voldeed niet aan de eisen van ar. 461 Sv. Ten slotte is er aan het einde van het verslagjaar een verzoek ingekomen met betrekking tot een veroordeling in 2007 wegens het medeplegen van poging tot moord waarbij in 2009, na cassatie, een gevangenisstraf van zeven jaar en zeven maanden is opgelegd.

In het verslagjaar waren er nog zestien verzoeken uit 2013, 2014, 2015 en 2016 in behandeling.

In 2013 was er een verzoek om nader onderzoek in een zaak betreffende een veroordeling in 2008 wegens brandstichting met dodelijke afloop en, na herziening, in 2011 opnieuw een veroordeling tot zeven jaar gevangenisstraf. De ACAS had in 2013 geadviseerd om eerst de uitkomsten af te wachten van onderzoeken die door de veroordeelde zelf waren ingezet. Deze uitkomsten zijn in de loop van 2014 ontvangen en de advocaat-generaal heeft deze in 2015 aan de ACAS voorgelegd en de ACAS andermaal verzocht om advies uit te brengen. Dit heeft de ACAS op 2 januari 2016 gedaan. De advocaat van de veroordeelde heeft eind november 2016 op dit advies gereageerd. In het verslagjaar is nog geen beslissing genomen op het verzoek tot nader onderzoek.

Deventer-moordzaak
In de zogenoemde Deventer-moordzaak – een veroordeling uit december 2000 tot twaalf jaar gevangenisstraf wegens moord, waarin al meerdere keren herziening is verzocht – had de advocaat-generaal, op basis van het advies van de ACAS, in 2014 al besloten om nader onderzoek in te stellen. Inmiddels is in 2016 een pathologisch anatomisch onderzoek afgerond. Er is door een deskundige gerapporteerd over DNA-onderzoek op activiteitenniveau. Op het moment van het schrijven van het jaarverslag is de fase waarin aanvullende vragen aan de deskundige kunnen worden geformuleerd nog niet afgerond. Tenslotte heeft onderzoek naar gsm-verkeer plaatsgevonden en wordt beantwoording van nadere vragen op dit vlak door TNO/TU Delft afgewacht.

Een nog lopend verzoek uit 2014 betreft een veroordeling in december 2000 tot twaalf jaar gevangenisstraf wegens medeplegen van diefstal met geweld waardoor een slachtoffer om het leven kwam (de zogenoemde Arnhemse villamoord). In januari 2015 heeft de advocaat-generaal advies gevraagd aan de ACAS. In 2015 zijn er nog twee verzoeken binnengekomen die beide de Arnhemse villamoord betreffen. De veroordeelden in die zaken zijn in 2000 veroordeeld tot twaalf jaar gevangenisstraf respectievelijk vijf jaar gevangenisstraf. Ook in die zaken heeft de advocaat-generaal in 2015 advies gevraagd aan de ACAS. In het verslagjaar heeft de ACAS in deze drie zaken nog geen advies uitgebracht.

Een verzoek uit 2015 ziet op een veroordeling in 2004 tot 20 jaar gevangenisstraf wegens moord. In 2016 heeft de ACAS advies uitgebracht. De advocaat van de veroordeelde heeft op zijn verzoek gelegenheid gekregen voor een reactie op het advies. Deze reactie is nog niet binnengekomen.

Verder is er in 2016 een verzoek om nader onderzoek naar mogelijke gronden voor herziening ingekomen bij de procureur-generaal, dat in hetzelfde jaar is voorgelegd aan de ACAS voor advies. Het betreft een veroordeling in 2007 tot TBS met dwangverpleging wegens doodslag en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. In het verslagjaar heeft de ACAS in deze zaak nog geen advies uitgebracht.

De ACAS heeft in twee zaken waarin in 2016 een verzoek is ingediend, in het verslagjaar advies uitgebracht. Een verzoek betreft een zaak die gaat over een moeder en haar twee oudste kinderen van negen en zes jaar die in 1984 door geweld om het leven zijn gebracht. Ruim 20 jaar later wordt de veroordeelde tot levenslang veroordeeld wegens moord, meermalen gepleegd. Het andere verzoek ziet op een veroordeling in 2012 tot 48 maanden gevangenisstraf waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar wegens onder meer poging tot zware mishandeling en poging tot afpersing.

In het verslagjaar is in vijf verzoeken die in voorgaande jaren zijn ingediend na advies van de ACAS door de procureur-generaal een beslissing genomen. Vier verzoeken zijn in 2016 ingediend. Het betrof een veroordeling in 2010 tot zeventien jaar gevangenisstraf wegens moord. Voorts een veroordeling in 2006 tot levenslang wegens het medeplegen van moord, meermalen gepleegd. Tevens een veroordeling in 2001 tot achttien jaar gevangenisstraf en TBS met dwangverpleging wegens doodslag voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid te verzekeren. Ten slotte een veroordeling in 1993 wegens moord en poging tot doodslag tot een gevangenisstraf van twaalf jaar en TBS met dwangverpleging. Alle vier de verzoeken tot nader onderzoek zijn in navolging van het advies van de ACAS door de procureur-generaal afgewezen. In 2015 is nog verzocht om nader onderzoek in een zaak betreffende een veroordeling in 2000 tot elf jaar gevangenisstraf wegens het medeplegen van invoer van zo’n 475 kg cocaïne. In deze zaak zijn diverse eerdere herzieningsverzoeken door de Hoge Raad afgewezen. Na advies van de ACAS is ook dit verzoek tot nader onderzoek door de procureur-generaal afgewezen.

Herziening overig
In het verslagjaar is door de advocaat-generaal een zeer uitvoerig advies uitgebracht in de zaak Baybasin, die in 2002 tot een levenslange gevangenisstraf werd veroordeeld wegens onder meer medeplegen van moord en meer pogingen tot uitlokking daartoe, gijzeling en drugshandel. Die veroordeling is voor een aanzienlijk deel gebaseerd op telefoongesprekken die door de Nederlandse politie in 1997/1998 zijn getapt. De advocaat, die in 2011 bij de Hoge Raad een herzieningsverzoek indiende, stelt zich op het standpunt dat deze tapgesprekken (in Turkije) zijn gemanipuleerd. De Hoge Raad besliste in 2012 dat de advocaat-generaal een onderzoek kon instellen naar de mogelijke gronden voor een herziening van de veroordeling. Het onderzoek heeft bijna vijf jaar geduurd, nu het onderzoek zowel omvangrijk als technisch ingewikkeld was. Daarnaast diende de advocaat zes keer (zeer) uitgebreide aanvullende herzieningsverzoeken in. De advocaat-generaal heeft in het verslagjaar in zijn conclusie geschreven dat er geen gronden zijn voor herziening.

DOCUMENT (PDF)
Conclusie in de zaak Baybasin

NIEUWSBERICHT
Advocaat-generaal: geen gronden voor herziening in de zaak Baybasin